Archiwum
- Index
- Joel Rosenberg KOTHW 02 The Silver Stone
- Dillingham Jacobs The Stone of Meku (pdf)
- Stone_Lyn_ _Szepty_i_westchnienia
- Anthony, Piers Xanth 21 Faun & Games
- 06 Nagie kosci
- Gwiezdne Wojny 156 Przeznaczenie Jedi V Sojusznicy
- Margit Sandemo Cykl Saga o Królestwie śÂšwiatśÂ‚a (04) M晜źczyzna z Doliny MgieśÂ‚
- The Beck Brothers 2 Sebastian Andria Large
- Fryderyk Nietzsche Z genealogii moralnośÂ›ci (m76)(1)
- 0216_Ursula K. Le Guin Tehanu
- zanotowane.pl
- doc.pisz.pl
- pdf.pisz.pl
- epicusfuror.xlx.pl
[ Pobierz całość w formacie PDF ]
Het meisje kijkt naar zichzelf in de spiegel.
Het meisje kijkt naar haar moeder, maar ze wijst
niet naar haar.
04
Het meisje smeert zich in.
Het meisje smeert iemand anders in.
Het meisje giet water over zichzelf heen.
Het meisje giet water over iemand anders heen.
05
Het meisje smeert haar eigen gezicht in.
Het meisje smeert de rug van haar moeder in.
Het meisje giet water over haar eigen haar.
Het meisje giet water over haar moeders haar.
06
Hij leest alleen.
Hij leest anderen voor.
Hij omhelst de vrouw.
Hij omhelst het meisje.
07
De kinderen zijn alleen.
De kinderen zijn samen met hun ouders.
De vrouw in het midden zingt alleen.
De vrouwen zingen samen met drie mannen.
08
De vrouw ligt te zonnen.
De vrouw kookt.
De vrouw kijkt naar zichzelf.
De vrouw weegt zichzelf.
09
De man wijst naar zichzelf.
De man wijst naar hem.
De vrouw omarmt zichzelf.
De vrouw omarmt haar.
10
Zij kijken naar zichzelf.
Wij kijken naar onszelf.
Zij kijken naar ons.
Wij kijken naar hen.
24
01
Dit dier miauwt.
Dit dier blaft.
Dit dier loeit.
Dit dier blaat.
02
belletjes
een fluitje
gitaren
een trommel
03
De raket maakt geluid.
De raket maakt nog geen geluid.
De gitaar maakt geen geluid.
De gitaar maakt geluid.
04
De man schreeuwt.
De vrouw schreeuwt.
De man fluistert.
De vrouw fluistert.
05
Het geluid van fluisteren is zacht.
Het geluid van schreeuwen is hard.
De jongen maakt een hard geluid.
De jongen maakt geen hard geluid.
06
Hij rinkelt met het belletje.
Zij blaast op het fluitje.
Zij speelt op de gitaar.
Hij speelt op de trommel.
07
Als je fluistert, spreek je zachtjes.
Als je schreeuwt, spreek je hard.
Het jongetje maakt geen lawaai bij het werken.
Het jongetje maakt lawaai bij het spelen.
08
Dit dier maakt soms lawaai. Het maakt harde
geluiden.
Dit dier maakt geen lawaai. Het maakt zachte
geluiden.
Dit water maakt lawaai.
Dit water maakt geen lawaai.
09
Dit voertuig maakt lawaai.
Dit voertuig maakt geen lawaai.
Dit instrument maakt een hoog geluid.
Dit instrument maakt een laag geluid.
10
Deze persoon heeft een hoge stem.
Deze persoon heeft een lage stem.
Sommige dieren maken een hoog geluid.
Sommigen dieren maken een laag geluid.
DutchII Text 2/10/992:25PM Page24
Wederkerende en verwante
werkwoorden
12-04
Geluiden
12-05
01
Dirk is op het bed aan het springen.
Dirk’s moeder is net de kamer binnengekomen.
Dirk’s moeder zegt: ‘Hou op met op het bed
springen!’
Dirk houdt op met springen en komt van het
bed af.
02
Dirk gooit met papier.
Dirk’s moeder zegt: ‘Raap het papier op!’
Dirk raapt het papier op.
Dirk gooit het papier in de prullenmand.
03
Geef me die jas even aan, alsjeblieft.
Help me even dit op te tillen, alsjeblieft.
Geef me even een handdoek aan, alsjeblieft.
Geef me even de boter aan, alsjeblieft.
04
Geef me dat boek even aan, alsjeblieft.
Pak dit boek even aan, alsjeblieft.
Geef me dat glas even aan, alsjeblieft.
Pak dit glas even aan, alsjeblieft.
05
Ga maar in bed liggen.
Ga maar slapen. Welterusten.
Komen jullie eens hier.
Gaan jullie eens buiten spelen.
06
Zijn jullie eens stil.
Komen jullie eens aan tafel.
Ga je handen eens wassen.
Ga weg!
07
Pas op! Glasscherven!
Pas op! Het is heet!
Voorzichtig! Laat het niet vallen!
Stop! Er komt een auto aan!
08
Wees voorzichtig. Het is scherp.
Hou op, mam. Het doet pijn.
Pas op! Hij bijt!
Voorzichtig, het is vol.
09
De vader zegt: ‘Gooi dat papier weg, alsjeblieft.’
De jongen gehoorzaamt zijn vader.
De jongen gehoorzaamt zijn vader niet.
Het meisje gooit het papier weg.
10
De lerares zegt: ‘Draaien jullie je eens om en
kijken jullie naar het bord.’
Beide leerlingen gehoorzamen.
Geen van beide leerlingen gehoorzaamt.
De ene leerling gehoorzaamt, de andere
gehoorzaamt niet.
25
01
Hij kauwt.
Hij slikt.
Zij kauwt.
Zij slikt.
02
Zij zuigt aan een rietje.
Zij zuigt niet aan haar rietje.
Zij zuigt aan een fles.
Zij zuigt niet aan een fles. Zij heeft een speen.
03
Hij neemt een hap van de banaan.
Hij neemt een hap van de appel.
Hij kauwt.
Hij slikt.
04
Iemand schilt een aardappel.
Iemand snijdt een banaan.
Iemand snijdt een aardappel.
Iemand pelt een banaan.
05
Zij zuigt aan een rietje.
Zij blaast door een rietje.
Hij zuigt aan een rietje.
Hij blaast op een trompet.
06
Zij pelt een banaan.
Zij snijdt een banaan.
Zij neemt een hap van de banaan.
Zij kauwt.
07
Zij likt aan de lollie.
Zij bijt op de lollie.
Hij likt aan het ijsje.
Hij bijt in het ijsje.
08
De hond drinkt.
Hij neemt een hap.
Hij slikt.
Hij likt.
09
Zij neemt een klein slokje.
Zij drinkt met grote slokken.
Zij nemen een klein slokje.
Zij drinken met grote slokken.
10
Zij neemt een klein slokje.
Zij drinkt met grote slokken.
Zij zuigt.
Zij blaast.
DutchII Text 2/10/992:25PM Page25
Imperatief, uitroepen;
Eten, drinken en verwante
Gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid
werkwoorden
12-06
12-07
09
Welk ei wil je? Ik wil het gele.
Welke handschoenen wil je? Ik wil het gele paar.
Op welke stoel wil je zitten? Op geen van de
twee. Er zitten al mensen op.
Op welke stoel wil je zitten? Dat maakt me niet
uit. Ze zijn allemaal hetzelfde.
10
Waarom heeft de man zijn mond open? Omdat
hij lacht.
Waarom heeft de man zijn mond open? Omdat
hij eet.
Waarom heeft de hond zijn bek open? Omdat
hij blaft.
Waarom heeft de hond zijn bek open? Omdat
hij het warm heeft.
01
Hoe oud is ze? Ze is tien.
Hoe oud is ze? Ze is zeventig.
Hoe warm is het water? Het is ongeveer
25 graden Celsius.
Hoe koud is het water? Het is ongeveer
0 graden Celsius.
02
Wat voor soort dier is dit? Het is een reptiel.
Wat voor soort dier is dit? Het is een zoogdier.
Wat voor soort dier is dit? Het is een insect.
Wat voor soort dier is dit? Het is een vogel.
03
Wat voor soort gebouw is dit? Het is een
kathedraal.
Wat voor soort gebouw is dit? Het is een
wolkenkrabber.
Wat voor soort gebouw is dit? Het is de ruïne
van een fort.
Wat voor soort gebouw is dit? Dat weten
we niet.
04
Wat leest hij? Hij leest een boek.
Wat leest hij? Hij leest een tijdschrift.
Wat leest hij? Hij leest de krant.
Wat leest hij? Hij leest de spelregels.
05
Wat leest hij? Hij leest een kaart.
Wat leest hij? Hij leest de menukaart.
Wat leest hij? Hij leest een briefje.
Wat leest hij? Hij leest de aanwijzingen op zijn
medicijnflesje.
06
Wat leest hij? Hij leest een bord.
[ Pobierz całość w formacie PDF ]